Artikel uit de Timmerfabrikant

Timmerfabriek de Jong werkt mee aan projecten in BIM
20 mrt
Fijne feestdagen
17 dec
Toon alles

Artikel uit de Timmerfabrikant

Onderstaande artikel is overgenomen uit ‘de Timmerfabrikant’ oktober 2013.
Tekst en foto’s: Kees de Vries

‘Wij tellen de spijkers voor we ze uitgeven’

Prinses Beatrix heeft het familiebedrijf Nederland overgedaan aan koning Willem-Alexander. In dat verband spreekt Timmerfabrikant in een serie artikelen met een aantal leden van familiebedrijven binnen de houtverwerkende industrie. De familie als bedrijf, hoe is dat? Hoe is het om te worden opgevolgd of om op te volgen? En zijn er parallellen met het Oranje-familiebedrijf? In deel 6: Timmerfabriek L. de Jong & Zn.

Het in 1922 opgerichte bedrijf Timmerfabriek L. de Jong & Zn vierde vorig jaar dus zijn negentigjarig bestaan. Vijftig jaar geleden (in 1963) verhuisde de onderneming van de startlocatie aan de Ee als eerste bedrijf naar het toen fonkelnieuwe en nu volle industrieterrein van Woudsend.

En na oprichter Lammert Jouke, zijn zoon Jouke, diens zonen Lammert, Jan en Bertus, staat sinds 2011 de vierde generatie (Alexander en Ferdi, zonen van Bertus) aan het roer. Met dertig personeelsleden en een eigen montageploeg leiden ze met Friese nuchterheid, vakkennis en de filosofie ‘Afspraak is afspraak’ een van de grotere timmerbedrijven van Friesland. Het klantenbestand waaiert uit tot ver over de Afsluitdijk, de Noord-oostpolder en Zuid-Holland. “We zijn een landelijk bedrijf met een vaktechnische specialisatie in renovatie. Dat maakt inmiddels ook 90 procent van de opdrachten uit. Zeg maar het speciale werk”, zegt Ferdi de Jong als hij bij een rondleiding in de werkplaats een aantal authentieke 1920-deuren laat zien die voor een project in Amsterdam volgens de exacte details moeten worden gereproduceerd.

 Bouwpastoor

De carrière van een troonopvolger ligt feitelijk vast. Bij familiebedrijven is dat in veel gevallen ook zo. Bertus de Jong (63), de derde generatie: “Mijn vader had vier zonen. Drie zijn in het bedrijf terechtgekomen. De oudste – Lammert – werkte mee in de werkplaats. Jan zat op de boekhouding en deed de calculatie en ik deed samen met hem de dagelijkse leiding en acquisitie. Je groeit met en in het bedrijf op. Als kind speel je er, later help je mee.” Toch had hetanders kunnen lopen. “Ik had een oom die pater was in Ghana, een zogenoemde bouwpastoor. Het leek me prachtig om na de mts net als hij ziekenhuizen en dergelijke in ontwikkelings-landen te bouwen.” De liefde hield Bertus echter in Nederland en in het familiebedrijf. “Mijn vrouw wilde niet naar Afrika. Dus draaide ik eerst mee als krullenjongen, maar ook als bestekzoeker, freezer, schaver tot ik op kantoor kwam.”

 

Nooit conflicten

De dagelijkse leiding lag feitelijk tot 1999 in handen van Bertus en Jan. En hoewel hij er een tijdje over nadenkt zegt hij dat er eigenlijk nooit conflicten waren. “Weet je, bij een familiebedrijf worden de spijkers eerst geteld voordat ze worden uitgegeven. Je moest het eerst twee keer verdienen om het één keer uit te kunnen geven. En we hadden ieder onze taak.” Alexander: “Dat is nu ook zo. Ferdi doet de calculatie en de acquisitie, ik ben projectleider en houd me bezig met de technisch inhoudelijke kant van het bedrijf. In een familiebedrijf is het blijven communiceren nog belangrijker dan in een gewoon bedrijf. Als je iets op je hart hebt, moet je het kunnen zeggen.” Ferdi: “En de taakverdeling is ook goed. Ik zou er niet aan moeten denken de hele dag in huis met de technische kant bezig te zijn.” Alexander: “En de hele dag calculeren en acquireren ligt mij niet. Dus we hebben de perfecte verdeling die iedereen blij maakt.”

 

Pen-o-mat

Timmerfabriek L. de Jong & Zn was in de jaren zestig en zeventig een erg ambachtelijk bedrijf. Er waren wel de nodige machines, maar er was nooit flink in geïnvesteerd. Het afhangen gebeurde op de bouw, waardoor bijvoorbeeld deuren werden geproduceerd in overlengtes om ze later op de bouw pas te maken. Het waren de tijden dat alles werd gedaan met pen-en-gatverbindingen, beenderlijm die je eerst moest opkloppen en die je kon toepassen als het begon te schuimen, van verbindingen die met de serre-joint (’sergeant’) werden vastgezet. “We werkten toen vanzelfsprekend voornamelijk in de regio, tot Harlingen ongeveer”, vertelt Bertus. “De Friese Bond van  Timmerfabrikanten  telde toen 24 leden, dus ga maar na. Hier in de zuidwesthoek van Friesland konden we echter profiteren van de bouwactiviteiten in de Noordoostpolder. We maakten niet alleen schuifdeuren voor de stallen, maar ook de houten kozijnen voor de bijbehorende woonhuizen. Er ontstonden her en der kleine bungalowwijken annex vakantieparken, bijvoorbeeld bij Langweer. Het was een drukke tijd die het mogelijk maakte om de eerste vierzijdige schaafmachine te kopen, een pen-o-mat en een gatensteker. De periode daarna gingen we langzaam automatiseren.” De automatisering is een ontwikkeling die zijn zoons de afgelopen jaren ook voortvarend hebben aangepakt.

 

Vrijheid

Bij het overlijden van Jan in 2001 stond Bertus er een tijdlang alleen voor. De constructie met een bedrijfsleider ‘van buiten’ bleek moeizaam. “Ik weet ook niet of ik als niet-familielid bedrijfsleider zou willen zijn in een familiebedrijf”, zegt Bertus. De dynamiek is anders.” Ondertussen streefden zijn eigen zonen elk een eigen carrière na als werkvoorbereider bij een bouwbedrijf (Alexander) en scheepstimmerman (Ferdi). “We hebben toen het zover was een jaar de tijd gekregen om te beslissen om wel of niet toe te treden.” Beiden wilden wel en in 2011 werden ze mede-eigenaar. “We hebben altijd veel vrijheid gekregen”, vindt Ferdi. “Als je vader je voorganger is, kun je open en vrij dingen bespreken. Bertus is hier bijna dagelijks, steunt ons met zijn vakkennis en ervaring. Bij grote orders is hij mijn vaste sparringpartner.” Alexander: “Dat is ook het leuke van een familiebedrijf. Samen met de medewerkers zijn we het bedrijf.”

 

Premie-A

Bertus denkt niet graag terug aan de crisis van de jaren tachtig. Het inmiddels opgebouwde personeelsbestand van 24 medewerkers werd noodgedwongen met 15 teruggebracht. ‘We namen afscheid van veel oudere werknemers, sommigen zelf na dertig dienstjaren. Dat was erg. We zijn toen eerst met een kleine groep medewerkers doorgegaan, gelukkig is na deze crisis het aantal medewerkers weer gestaag gegroeid. Uiteindelijk is de crisis toen door de overheidsmaatregelen, onder andere door de premie A-woningen, van het Kabinet Van Agt weer vlotgetrokken. Daar zou het huidige kabinet ook eens naar moeten kijken.” Verplaatsing van veel economische activiteit naar het noorden (PTT naar Groningen) en de studentenhuisvesting aldaar zorgde ook voor een impuls. “PTT was een project van bijna zevenhonderd deuren. We hebben Thialf Heerenveen ook gedaan: vierhonderd deuren. Vliegbasis Soesterberg: zeshonderd deuren. Dat waren leuke projecten.”

 

Arrogant

De bedrijfsfilosofie bij familiebedrijven gaat uit van langdurige relaties. Bertus: “Je moet het toch met elkaar zien te rooien.” Alexander: “We zijn een flexibel bedrijf dat het erg belangrijk vindt om de afspraken na te komen. Zo zijn we ook opgevoed: een man, een man, een woord, een woord.” Ferdi: “We zijn als toeleverancier gegroeid naar een totaalproduct, waarbij we in de renovatie min of meer als aannemer optreden. Monumentale panden maken we met behoud van het gevelbeeld tocht- en geluidwerend en geïsoleerd.” Bertus: “Onze eerste aftrap in Amsterdam – inmiddels een groot werkgebied – was dat we twee woningen hebben gedaan op basis van ‘no cure no pay’. We hebben toen alle detailleringen en ontwerpen zelf gedaan. En dat pakte goed uit, want toen mochten we vervolgens 192 woningen op de President Kennedylaan doen. En zo hebben we naam gemaakt. We zijn niet de goedkoopste, wel de beste. Dat komt misschien soms wel eens wat arrogant over.” Ferdi: “Maar we gaan van onze eigen kracht uit. We hebben een goed gevulde orderportefeuille en daarom niets te klagen. Daardoor zijn we zelfs wel eens gedwongen rechttoe rechtaan werken voorbij te laten gaan. Als we door drukte menen de afleverdatum niet te kunnen halen, doen we het net zo lief niet.” En de nieuwe generatie? Zowel Alexander als Ferdi heeft drie kinderen allen tussen vier en tien jaar oud: de één drie meisjes, de ander drie jongens. Het speelt nog niet, maar gevraagd of de kinderen verplicht het bedrijf in moeten, zeggen Alexander en Ferdi in koor: “Nee hoor, dat moet helemaal niet. Ze moeten gelukkig zijn in wat ze doen. En dat kan hier, maar ook elders.